Gratis extra stuk grond?

De rechtbank Zeeland West-Brabant heeft onlangs nog eens duidelijk gemaakt dat het belangrijk is om (in ieder geval om de 20 jaren) onderzoek te doen naar het feitelijk gebruik van jouw eigendom.

In dit geval ging het om een huiseigenaar die stelt al 20 jaar gebruik te maken van een stuk (gemeente)grond dat grenst aan zijn perceel. Het gearceerde gedeelte van de afbeelding geeft het stuk grond aan dat in gebruik is genomen. In de procedure is vast komen te staan dat de (rechtsvoorganger) van de eigenaar een poort en ondoordringbare heg op het perceel van de gemeente heeft geplaatst en daarmee het stuk perceel aan zijn tuin heeft toegevoegd. Het gaat hier om 120 m².

Uit zowel de koopakte van de woning als de kadastrale registratie blijkt dat de eigenaar wist dat dat aanvullende stuk grond niet zijn eigendom was. De wetgever heeft er echter voor gekozen om op enig moment feitelijk (onrechtmatig) gebruik van eigendommen van derden ‘te laten verjaren’. De rechtbank oordeelt dat de huiseigenaar al geruime tijd het stuk grond van de gemeente in bezit heeft genomen. Daarmee is voldaan aan de wettelijke vereisten en dient enkel nog de vraag beantwoord te worden of dat stuk grond al 20 jaar door hem in bezit is. Na het verstrijken van die termijn is er namelijk sprake van bevrijdende verjaring. In deze zaak wordt er overigens nog doorgeprocedeerd over de vraag of er misschien een bruikleenovereenkomst is gesloten en of de termijn van 20 jaren kan worden aangetoond. De kans is echter aanzienlijk dat de grondeigenaar een stuk grond (om niet) kwijt is aan de huiseigenaar. De waarde van het stuk grond is begroot op € 12.000,-.

Deze hele discussie had voorkomen kunnen worden indien zo nu en dan wordt gekeken naar de in eigendom zijnde posities en indien daar onregelmatigheden in worden geconstateerd moet er (schriftelijke) actie worden ondernomen naar de gebruiker. Verjaring kan namelijk met een eenvoudig briefje gestuit worden, zodat daarna weer een nieuwe termijn gaat lopen.

Zie voor de uitspraak: https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBZWB:2020:5736